“Lente in het zwarte gat”

Soms dient een onderwerp voor een blogje zich vanzelf aan.

Toos&Art schrijft op haar blog over “het zwartste zwart” in de kunst. Hoe zwart nog zwarter kan en welk effect zwart heeft. Over de zwarte gaten van Anish Kapoor, die het alleengebruik claimt van een bepaalde kleur zwart. En hoe hier dan weer de draak mee gestoken wordt door anderen. Waarin een groot kunstenaar toch ook klein kan zijn. Lees zelf maar hier. 

De website van ILFU ( International Literature Festival Utrecht) komt vandaag met gedichten van Yentl van Stokkum over “Lente in het zwarte gat”.  Zwarte gaten: gebieden waar niets – zelfs geen licht – uit kan ontsnappen of waar, zoals Yentl van Stokkum dicht, ‘dingen verloren gaan’. Vandaag zes nieuwe gedichten van deze dichter, waarin ze zich afvraagt hoe dat zou zijn: lente in een zwart gat.

Ik kan het niet laten, dit wil ik bij elkaar brengen. Wat dat zegt, zoveel zwart ineens? Ik weet het niet, dat is iets om nog eens over te filosoferen. Voor nu neem ik één gedicht over. Voor de andere zie de website van ILFU.

“ook in het zwarte gat wordt het lente
gok ik en probeer de lengte ervan te meten
een exacte datum te bepalen
in het zwarte gat is tijd tollend afwezig
toch proef ik lente in mijn mond ik
maal de lente tussen mijn tanden
ik schuif een dun reepje lente over mijn brood
vooruit
kleine hapjes
bloesem bloesem en hoe ik altijd naar gehavende knoppen hunker

grote vragen zijn: moet ik mijn boom snoeien
in het zwarte gat is het amper maart
en vooralsnog blijft het onduidelijk
of appelbomen in een zwart gat gedijen

maak ik mijn boom kwetsbaar
beschadig ik mijn boom
wakker lig ik ervan
dit zou een zoete tijd moeten zijn”

Yentl van Stokkum (2024)

Ik wens jullie kleurrijke Paasdagen!

DSCN0178kop

Gedichtendag 2024, “Averno”

Vandaag is het gedichtendag, het begin van de poëzieweek die duurt tot 31 januari a.s. Dit jaar is het thema “Thuis”.

Louise Glück (1943-2023)

Ik heb gekozen voor gedichten van Louise Glück, een Amerikaanse dichteres, die in oktober vorig jaar overleed. In 2020 kreeg ze de Nobelprijs voor literatuur, toen hoorde ik voor het eerst van haar. Er was nog bijna niets van haar in het Nederlands vertaald. Dat veranderde met “Averno” (uit 2006). In 2021 verscheen daarvan  een tweetalige versie. Radna Fabias vertaalde de gedichten heel mooi. Daarom geef ik gewoon de Nederlandse tekst.

Persephone

Averno is een kratermeer bij Napels, de oude Romeinen beschouwden dit als de toegang tot de onderwereld. De bundel “Averno” draait om de mythe van Persephone, door Hades ontvoerd naar de onderwereld. Omdat haar moeder ontroostbaar was, mocht ze elke zes maanden terugkeren op aarde. In de zes maanden die ze bij Hades was, was het winter op aarde. Zodra ze terugkwam op aarde werd het zomer. Die winter kreeg Persephone nooit te zien, daar speelt de Glück mee, in vaak lange gedichten. Ze borduurt voort op de mythe en springt af en toe ook naar een vrouw in het heden.

Om bij het thema aan te sluiten: hoort Persephone nog wel ergens thuis?

“Averno”

Hier een fragmentje uit het gedicht “De blauwe koepel”.

(———)

20240124_155352Naar zichzelf wijzend:

Niet hier.
Er is niet genoeg
warmte op deze plek.
Blauwe lucht, blauw ijs

de blauwe koepel
hoog boven
de vlakke straat-

En toen, na een stilte:
ik wil
mijn hart terug.
Ik wil weer voelen-

(——)

uit “Een mythe van toewijding

Toen Hades besloot dat hij van dit meisje hield
bouwde hij voor haar een kopie van de aarde,
alles hetzelfde, tot aan de weide,
maar met een bed erbij.

(——-)

Geleidelijk, dacht hij zou hij de nacht introduceren,
eerst als de schaduwen van zwierende bladeren.
Dan maan, dan sterren. Dan geen maan, geen sterren,
Persephone er langzaam aan laten wennen.
Uiteindelijk, dacht hij, zou ze het troostend vinden.

(——–)

Het zijn paginalange gedichten, vandaar twee fragmenten. En ach, eigenlijk moet je gewoon de hele bundel lezen.

Meer info over de poëzieweek 

Jeneverbessen (de troost van poëzie)

The day after, of de troost van poezie

Vandaag geen zin in een “leuke” blog. Nog nooit was ik zo aangeslagen door een verkiezingsuitslag als nu. Ik zocht troost in de poëzie en vond dit gedicht van Kopland.

jeneverbessen

We liepen door een landschap
met heide en jeneverbessen
een landschap zo oud
als de wereld zelf

zo moest het ooit begonnen zijn
zo moest het gebleven zijn
zo moest het zijn
zo als nu

we keken naar de jeneverbessen
ze stonden daar duister en zwijgend
zwijgend over het verdwijnen

Rutger Kopland, 2008

DSCN0407kop

Lof van het onkruid

Lof van het onkruid

Godlof dat onkruid niet vergaat.
Het nestelt zich in spleet en steen,
breekt door beton en asfalt heen,
bevolkt de voegen van de straat.

Achter de stoomwals valt weer zaad:
de bereklauw grijpt om zich heen.
En waar een bom zijn trechter slaat
is straks de distel algemeen.

Als hebzucht alles heeft geslecht
straalt het klein hoefblad op de vaalt
en wordt door brandnetels vertaald:

‘gij die miljoenen hebt ontrecht:20230614_185234
zij kòmen – uw berekening faalt.’
Het onkruid wint het laatst gevecht.

 

 

(Ida Gerhardt, uit Vijf vuurstenen 1974)

Nog een keer Poëzieweek

Het leuke van de poëzieweek is dat je een gedichtenboekje cadeau krijgt als je poëzie koopt. Vorig jaar viste ik achter het net, toen was het een bundeltje van Ramsey Nasr en het was in een ommezien op.

Dit jaar was ik op tijd. Nu is het een gezamenlijk boekje van Miriam Van hee en Hester Knibbe: “Er staat te gebeuren” heet het. De gedichten sluiten aan het het thema van dit jaar “vriendschap”. Het zijn korte, toegankelijke gedichten, zonder titel. Ik neem er één over.

In elk hoofd woont een waarheid en als die
botst met wat huist in een ander

hoofd ontstaat twist of zwijgen, een
ander zwijgen dan dat van vrede, meer

een meten: hoe breed is de kloof, spring ik
erover, gebruik ik een plank of is hier

een hangbrug nodig? Elk heeft een lijf
met dat hoofd vol zekerheden en twijfel, te veel

zeker vanwege die twijfel en zelfs
op een redelijk pad knerpt het

soms onder de zolen: kijk uit
voor kuilen, gestruikel

20230130_173702

De poëzieweek is nog tot 1 februari 2023, je bent nog op tijd voor dit mooie boekje.

Alles over de poëzieweek

Gedichtendag 2023

logo3

Morgen, 26 januari, is het gedichtendag. Hiermee begint de poëzieweek die duurt tot 1 februari a.s. Het thema is dit jaar “Vriendschap”. Ik kan geen mooier gedicht over vriendschap bedenken dan het Egidiuslied. Hoe verdrietig het ook is. Het is een lied uit het “Gruuthuse handschrift” dat komt uit Brugge, gemaakt omstreeks het jaar 1400. Ik geef hier de tekst zoals die staat in de verzamelbundel van Gerrit Komrij:

Egidius waer bestu bleven
Mi lanct na di gheselle mijn
Du coors die doot du liets mi tleven.

Dat was gheselscap goet ende fijn
Het sceen teen moeste ghestorven sijn
Nu bestu in den troon verheven
Claerre dan der zonnen scijn
Alle vruecht es di ghegheven.

Egidius waer bestu bleven
Mi lanct na di gheselle mijn
Du coors die doot du liets mi tleven

Nu bidt vor mi: ic moet noch sneven
Ende in de weerelt liden pijn
Verware mijn stede di beneven
Ic moet noch zinghen een liedekijn
Nochtan moet emmer ghestorven sijn.

Egidius waer bestu bleven
Mi lanct na di gheselle mijn
Du coors die doot du liets mi tleven.

In de loop der eeuwen zijn verschillen ontstaan in de weergave. Waar precies de witregels zitten en of het niet korter is. Misschien komt dat doordat het is overgeleverd met de muziek erbij. Zie bijgaand plaatje. Het Egidiuslied begint rechtsonder.

egidius

Er zijn veel hertalingen van dit lied, o.a. van Willem Wilmink, Paul Claes en Gerrit Komrij. Ik denk dat het zo ook goed te lezen is. Een paar woorden misschien: vruecht = vreugde; emmer = iedereen. “Du coors die doot” is een oude betekenis van “kiesen“, die proeven betekent.  Eén zinnetje is wat lastiger: “Het sceen teen moeste ghestorven sijn”. Daarover lopen de meningen uiteen. Het werd vaak  gelezen als “We hadden tegelijk moeten sterven”. Maar de nieuwere inzichten gaan daar niet meer van uit:

Bij Komrij is het “Het leek even of de dood niet bestond”. Bij Claes: “Het bleek dat er één moest sterven”. Bij Wilmink: “’t Moest zo zijn, één van ons gaat”.

Hoe dan ook, voor mij is het er geen mooier gedicht over een hechte vriendschap. Ook al gaat het over een vriendschap die helaas voorbij is. Waarmee het ook een gedicht over verlies is.

De foto komt van de website van Literatuurgeschiedenis, daar staat het met een mooie hertaling van Willem Wilmink.

Ook mooi: voorgedragen door Ramsey Nasr. “Dichter draagt voor”.

Alles over de poezieweek

Grond, Antjie Krog

RSCN6187 (1)hoe duidelijk spreekt de grond ons 
niet toe: hij behoort niet aan ons,
wij behoren aan de grond zoals de lucht
behoort de grond niemand toe

onteigen de grond bevrijd hem van
erfgoedmanie wij zijn met drogbeelden
vervloekt: deze grond is van mij
hie duidelijk spreekt de grond ons niet toe:

we heersen niet over planten
en dieren we moeten niet
langer denken dat de aarde
op knechting gegrond is
zoals de lucht behoort de grond
niemand toe

kijk eens hoe de herfst
zich uit haar knieholtes terug begint te trekken
de knotwilg een giftige waterklont
wurgt hoe duidelijk spreekt
de grond ons niet toe

orkanen   stormen   bergen
die vuurnesten spuwen we moeten
ons overgeven om door de grond geclaimd
te worden zoals de lucht behoort
de grond niemand toe

het idee dat grondbezit een mens van je 
maakt is gelul dat grond alleen sommigen toebehoort
moet uit mijn bek worden gespoeld hoe
duidelijk spreekt de grond ons niet toe: zoals
de lucht hoort grond niemand toe    te behoren

DSCN0300

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Antjie Krog , uit “Medeweten gedichten”, 2014

 

 

Over fado en saudade; J.J. Slauerhoff

De “Portugese Fries” J.J. Slauerhoff (1898-1936)

DSCN9627slauerhoffSoms begrijp ik niet waarom wij onze literatuur zo onachtzaam behandelen. Alsof alleen nieuw verschenen boeken het nog verdienen te worden uitgegeven en gelezen. Zelfs de CPNB directeur, die het Nederlandse boek zou moeten promoten, doet hier aan mee. 

Neem nou Slauerhoff; wie heeft er nog van hem gehoord, laat staan iets gelezen? (Ik dus toevallig.)

Reizen

J.J. Slauerhoff, geboren in 1898 in Leeuwarden, studeerde medicijnen en werd scheepsarts. Zo kon hij zijn reislust combineren met zijn beroep. Zijn eerste reis ging naar Portugal, zijn eerste gedicht over Porto.

Daarna volgende nog vele reizen, naar Macao (toen een Portugese enclave), naar Zuid Amerika en naar China. Zijn eerste roman “Het verborgen rijk” speelt zich af op Macao en ik vind het nog steeds een mooi en leesbaar boek. Het gaat over een zeevarende avonturier die terecht komt in een mysterieus (droom?)rijk. Hij baseerde het verhaal losjes op Luis de Camōes (1524-1580), één van Portugals grote dichters. In 1990 is “Het verborgen rijk” opnieuw uitgegeven in de serie Grote Lijsters. 

Liefde voor Portugal

Altijd kwam hij weer terug in Portugal. “In Nederland wil ik niet leven” heet één van zijn gedichten. Want: “Er nooit, nee nooit gebeurt een mooie passiemoord“. Met zijn rusteloze ziel en en zijn verlangen naar verre landen, voelde hij zich veel meer thuis bij fado en saudade. Soms gaf hij een gedicht een Portugese titel: “Fado”, “O Engeitado” (de verstotene) of “Saudade”. Maar hij dichtte in het Nederlands.

DSCN9624kop

Fado

Het duurde tot 1997 voor er wat gedichten van hem werden vertaald in het Portugees door Mila Vidal Peletti. Die vertaling had een bijzonder doel: ze was bedoeld om gezongen te worden door de bekende fadozangeres Cristina Branco. Met muziek van Custódio Castelo. In 2000 trad zij op in Nederland met haar programma “Cristina Branco canta Slauerhoff”. Ik hoorde haar in Vredenburg in Utrecht en heb onmiddellijk de CD aangeschaft. Ik hield al van fado en dan deze bijzondere combinatie!

Voor de verre prinses

Wij komen nooit meer saam:
De wereld drong zich tussenbeide.
Soms staan wij beiden ’s nachts aan ’t raam.
Maar andre sterren zien we in andre tijden.

Uw land is zoo ver van mijn land verwijderd:
Van licht tot verste duisternis – dat ik
Op vleuglen van verlangen rustloos reizend,
U zou begroeten met mijn stervenssnik.

Maar als het waar is dat door groote droomen
Het zwaarst verlangen over wordt gebracht
Tot op de verste ster: dan zal ik komen,
Dan zal ik komen, iedren nacht.

DSCN9630kop(Dit gedicht is overgenomen uit het boekje bij de CD) 

Het einde

Slauerhoff was dan wel arts, hij was niet gezond. hij leed aan astma en bronchitis en liep in Zuid-Amerika malaria op. Na een zoveelste vergeefse kuur in Italië stierf hij dan toch gewoon in bed in een Hilversums verzorgingshuis. Hij was nog maar 38 jaar. Ik had hem een langer leven en een mooiere dood gewenst. 

Woningloze

Alleen in mij gedichten kan ik wonen,
Nooit vond ik ergens anders onderdak;
Voor de eigen haard gevoelde ik nooit een zwak,
Een tent werd door den stormwind meegenomen.

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen.
Zolang ik weet dat ik in wildernis,
In steppen, stad en woud dat onderkomen
Kan vinden, deert mij geen bekommernis.

Het zal lang duren, maar de tijd zal komen
Dat vóór den nacht mij de oude kracht ontbreekt
En tevergeefs om zachte woorden smeekt,
Waarmee ‘k weleer kon bouwen, en de aarde
Mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de
Plek waar mijn graf in’t donker openbreekt.

(Uit: verzamelde gedichten)

De portretfoto van Slauerhoff is uit het CD-boekje. 

 

Supermaan

Er was een supermaan beloofd en ik zat in een huis in de polder.
Thuis kan ik de maan bijna nooit goed zien: er staat een straatlantaarn voor mijn raam. Het is te licht.
Maar hier buiten hing hij boven het weiland.
Hij was zo groot als een strandbal, wit/grijs en zo helder.

Ik wilde een foto maken maar het lukte niet.
Toen bleef ik maar staan kijken naar dat witte licht.
Met mijn blote voeten op de plavuizen.
Tot ik het koud kreeg en afscheid moest nemen.

Nog steeds ben ik het niet vergeten.

Nu staat het zwart op wit.

Poëzieweek 2022

Op 27 januari is het weer gedichtendag, het begin van de poëzieweek. Dit jaar van 27 januari tot 2 februari. Het thema is “Natuur”, een breed begrip. Ik neem nu even de tuin erbij. Dat is weliswaar “getemde natuur”. Maar in feite is alle natuur in ons land getemd en aangelegd. Zelfs de nieuwe wildernissen die her en der ontstaan.

In Arboretum Kalmthout, waar ik pas ben geweest, zag ik dit gedicht:DSCN5281kopieBij sommige tuinen heb je dat: je ziet hoe hij ontstaan is. De geslaagde en de minder geslaagde hoekjes. De prille groene puntjes die net boven de grond komen. De bomen waaraan de ouderdom te zien is of juist hoe jong ze nog zijn.

Dwalen in een ruim geheugen“. O ja, hier stond dat, maar heeft het niet overleefd. Dit was een stekje van een vriend en dat bracht ik mee als zaad uit Engeland. Die plant is misschien niet zo mooi. maar krijgt het voordeel van de twijfel.

De tuin ben jij”. Soms kun je dat zien: een tuin en een persoon die helemaal bij elkaar passen.

Daarom is het zo leuk om in een privétuin rond te lopen. Je krijgt ook een glimp te zien van de tuinman/-vrouw.

DSCN1274

Dick Hillenius (1927-1987) was bioloog en schrijver/dichter.

Lees hier meer info over de Poëzieweek