“Farming Textiles”

Wat zijn er toch bijzondere kunstenaars, die gebruik maken van bijzonder materiaal en/of bijzondere technieken. Al eerder liet ik werk zien van Claudy Jongstra, die weeft met wol van haar eigen schapen en kleurt met verfplanten uit eigen tuin. Dit wandkleed van haar hangt in museum Kranenburgh in Bergen (NH).

20240330_125922

Ik was daar vanwege een andere kunstenares : Diana Scherer. Ook zij werkt met natuurlijk materiaal. Maar ze gaat nog een stap verder: ze werkt met de weefsels die plantenwortels zelf maken. De tentoonstelling heet “Farming Textiles“. Enthousiast gemaakt door een vriendin ging ik erheen. Het was de reis naar Bergen waard.

20240330_130140Je hebt het misschien wel eens gezien: bij een plant die in een te kleine pot groeit, vormen de wortels zich helemaal naar de pot.

Diana Scherer fotografeerde die wortelstructuren. Gaandeweg kwam het idee om er meer mee te doen en met die wortelstructuren te gaan experimenteren. Het bleek dat grassen (tarwe en haver) het geschiktste zijn omdat de wortels samenwerken. Ze zaaide ze op een dun laagje aarde onder groeilampen, besproeide het regelmatig en na een tijdje kon ze het “oogsten”.

In de museumzaal is dit groeiproces te zien. Na het “oogsten” laat ze het werk drogen, ze snijdt het gras eraf, de aarde zakt er langzaam uit en het patroon van de gedroogde wortels wordt zichtbaar. Tot zover de techniek. Over die technische uitwerking is ze terughoudend, ze wil het bijzonder houden. Dat is spannender voor de kijker.

20240330_132008 (1)

De kunst zit in het ontwerpen. Ze maakt composities op haar computer van min of meer symmetrische structuren. Daar maakt ze mallen van, die ze inzaait. Hoe dat werkt heb ik in het museum niet gezien. Voorbeelden van die structuren haalt ze ook weer uit de natuur, spinnenwebben bijvoorbeeld, vlinders, of een doorgesneden rode kool, maar ook sporen van autobanden in de grond.

20240330_131916In museum Kranenburgh is het resultaat te zien, soms enorm groot, soms klein en ingelijst achter glas. Kantachtige weefsels, een enkele keer gecombineerd met stukjes gekleurde stof. Er liggen ook een paar opgerolde “kleden”, een tussenvorm waarin je het gras nog ziet.

Door het drogen worden de wortels heel sterk en is het werk lang houdbaar. Maar toen ik na afloop een rondje door de museumtuin liep, lagen daar ook een paar van die opgerolde kleden, die teruggegeven werden aan de natuur.

20240330_131437

“Farming Textiles” is nog maar kort te zien, na 7 april a.s. is het afgelopen. Als je deze week nog tijd hebt zou ik gaan. En anders: Diana Scherer, onthoud die naam! Hierna gaat het werk naar Milaan, maar het komt vast nog wel eens in een museum dichterbij.

Meer over deze tentoonstelling, inclusief een podcast met Diana Scherer, vind je hier.

Van Goedereede en de Kwade Hoek

Het is al een paar weken geleden dat ik in Goedereede was. Maar ik herinner het me goed genoeg om alsnog met jullie te delen. Azul-kopie

Goedereede,

een stadje – eigenlijk meer een dorp met stadsrechten sinds 1312- op Goeree-Overflakkee. En nee, dat is niet in Zeeland, maar een van de  Zuid-Hollandse eilanden. Ik vond een klein gezellig hotel “Azul” in het voormalige gemeentehuis op de markt. 20231010_102310

Het kanaal naar het haventje loopt hier dood.

kerktorenGoedereede heeft een haventje, maar dat ligt ver van het centrum af. Het eiland groeide aan, de haven werd onbereikbaar. Daarom kwam er een havenkanaal voor toegang tot de haven. Dat kanaal loopt nu toch dood. De grote kerktoren met het wonderlijke platte dak was vroeger vuurtoren, dat is niet meer nodig.

In vroeger tijden was Goedereede een “goede rede”, een veilige haven voor schepen en dat heeft alles te maken met de

“Kwade Hoek”. 

De Kwade Hoek is nu een natuurgebied. Maar vroeger was het voor schepen een verraderlijk gebied met zandplaten, schorren en geulen. Op een duin staat nog “het lichtje van Moisje“, een vuurbaken om schepen de weg te wijzen naar de veilige haven. Toch vergingen er veel schepen bij de Kwade Hoek.

zeeasterNog steeds zijn er geulen, schorren en zandplaten hier. De zee stroomt soms ver het land in en daarom heeft het gebied een bijzondere natuur. Er groeien planten die tegen zout water kunnen, zoals de zeeaster of zulte (Tripolium pannonicum) (zie foto). De meesten waren al uitgebloeid en dat gaf velden vol witte pluizen.

’s Zomers moet het hier paars van de zeeasters zien, maar tijdens het broedseizoen is dit deel van het gebied gesloten.

DSCN0449kop

Lamsoren of zulte?

Zeeaster is eetbaar en vroeger noemden wij die “lamsoren“. In de zomer kon je de wat dikke, ziltsmakende bladeren afsnijden. Ze werden meestal gekookt. Nu is lamsoor of zeekraal snijden niet meer toegestaan, behalve voor enkele vergunninghouders. De zeeaster of zulte wordt nog steeds verkocht onder de naam “lamsoren“, meestal aan de betere restaurants. Soms vind je ze ook bij de plaatselijke groenteboer.

Best verwarrend wel die naam, want er is op de schorren ook een plant die echt lamsoor heet, de Limonium vulgare.  Die heeft heel andere bloemen, een beetje zoals heide en is niet eetbaar.

Schorren en duinen

blauwtjeHet was een prachtige oktoberdag en wat hogerop in het duingebied stonden heel veel bomen met bessen, zoals duindoorn, meidoorn en hondsroos. Via een smal zandpad kwamen we uit bij de zee.

Op de terugweg zag ik een geel bloemetje dat ik niet kende. Maar we kwamen iemand tegen die wist dat het heelblaadje was. Pulicaria dysenterica, een plantje dat ook tegen zilte grond kan. En we zagen een blauwtje.

De Kwade Hoek is een prachtig natuurgebied geworden. En een bezoek aan Goedereede kan ik aanbevelen.

Ratelaar (Rhinanthus)

Deze zomer was ik weer eens in het Maximapark. Natuurlijk ging ik bij de Vlinderhof kijken. Onderweg viel me een geel veldje op. Het waren enorm veel ratelaars bij elkaar. Je zag door alle ratelaars het gras bijna niet meer. Dat kan ook wel kloppen want de ratelaar is een halfparasiet die vooral op gras leeft. ratelaar2Ratelaar (Rhinanthus) hoort bij de bremraapfamilie. Het is een eenjarige plant die van arme grond houdt. Hij bloeit vanaf mei tot ongeveer half juli. Als hij de kans krijgt om zaad te zetten, dan zaait hij zichzelf weer uit. Als ze rijp zijn rammelen/ratelen de zaden in de kelk.

(Half)parasieten

Een parasitaire plant leeft/parasiteert op de wortels van een andere plant. Hij haalt al zijn voeding uit die plant. Dat gaat altijd ten koste van de plant waarop hij leeft. Parasieten hebben geen bladgroen, bijvoorbeeld de bremraap is een parasiet.

ratelaar1De ratelaar is een halfparasiet. Hij leeft vooral op de wortels van gras, maar hij heeft wel  bladgroen. Met dat bladgroen (chlorofyl) en het zonlicht, zet een plant koolstofdioxide en water om in glucose. Die glucose zet de plant om in voeding.

(Ik moest even goed nazoeken hoe het ook weer zat met deze fotosynthese. Ik hoop dat ik het zo goed verwoord heb).

De ratelaar (en ook andere halfparasieten) heeft bladgroen en zorgt zelf voor zijn glucosevoeding. Daarnaast heeft een plant ook mineralen nodig, die haalt hij uit de “gastheerplant”. Daarom is hij half parasiet. Maretak of mistletoe is ook een halfparasiet, met als bijzonderheid dat hij niet rechtstreeks op de wortels zit, maar de mineralen via de tak naar binnen haalt.

Het nut van de ratelaar

“Parasiet” klinkt niet positief. Toch heeft de ratelaar zeker nut. Omdat hij vooral op gras leeft, is hij erg gewenst in bloemenweides. Niet alleen omdat het een mooie gele bloem is. Hij onderdrukt het gras, zodat andere bloemen en kruiden meer kans krijgen om zich te ontwikkelen. Vaak zit de ratelaar al in zaaimengsels voor een bloemenweide, maar je kan hem ook apart uitzaaien.

Invasieve exoten

Deze week (5 sept. 2023) stond er een bericht in dagblad Trouw over invasieve exoten. Aanleiding was een persbericht van Ipbes, een intergouvernementeel platform voor biodiversiteit en ecosystemen. 143 Landen zijn hierbij aangesloten, ook Nederland. Invasieve exoten bedreigen en verdringen de originele soorten. Die dreigen daardoor uit te sterven, wat weer een gevaar is voor ecosystemen.

De waterhyacint (Pontederia crassipes, vroeger Eichhornia crassipes) en lantana of wisselbloem (Lantana camara) zijn de twee meest verspreide invasieve exoten ter wereld. Invasieve exoten mogen niet verhandeld of verspreid worden. De waterhyacint mag al sinds 2016 in Europa niet meer worden verkocht omdat hij het ecosysteem in het water verstoort. De ergste invasieven moeten ook bestreden worden.

DSCN0118kopAl eerder blogde ik over de Japanse duizendknoop en de reuzen- of springbalsemien die overal oprukken. De springbalsemien overwoekert de oorspronkelijke planten in het bos bijvoorbeeld, De Japanse duizendknoop woekert zo hard dat zelfs bruggen ontwricht kunnen worden.

Maar Lantana?

Daar keek ik toch even van op. Ik ken Lantana eigenlijk alleen als een boompje in een pot. Zo zag ik ze onlangs in de tuin van paleis het Loo staan. Als vervanging van de originele sinaasappelboompjes in pot. Verder zie ik ze eigenlijk nooit. Ze zijn ook nog steeds te koop. Ipbes is natuurlijk een wereldwijd club. Wellicht zijn er andere landen waar de plant wel oprukt. Het kan ook zijn dat ik een blinde vlek heb.

Naast de lijst van Ipbes is er ook een Europese lijst voor invasieve exoten, daar zag ik Lantana niet op staan, ook op de website van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit niet.

Dat brengt me op iets anders.

Jacobskruiskruid (Jacobaea vulgaris)

Dit is geen invasieve exoot! Jacobskruiskruid hoort gewoon bij onze inheemse flora. Het is een waardplant voor insecten en vlinders. Jacobskruiskruid is giftig voor vee.

Hoe ik hier op kom? Verschillende boerenorganisaties verspreiden al een tijdje het bericht dat Jacobskruiskruid een uitgezaaide exoot is die nu een grote bedreiging voor de volksgezondheid vormt. De plant wordt in één adem genoemd met de reuzenberenklauw, die wel voorkomt op de Europese lijst van invasieve exoten.

DSCN4508 (2)Het probleem van de boeren is dat Jacobskruiskruid giftig is voor vee. In het weiland zullen ze er dan ook niet van eten. Maar, gedroogd in het hooi wordt het niet herkend en dus wel gegeten. Daarom wil men nu een regeling om de plant te kunnen bestrijden, zeg maar wegspuiten. Wat volgens mij ook ernstig zal zijn voor de volksgezondheid.

Jacobskruiskruid is op sommige plaatsen uitbundig aanwezig, maar het is geen exoot! Aangezien het een inheemse plant is, zal er een andere oplossing moeten komen dan rücksichtlos bestrijden. Er verdwijnen al genoeg inheemse planten.

Op deze website staan de lijsten van de Europese unie: de Unielijsten

Het persbericht van Ipbes

Glad vingergras (Digitaria ischaemum)

Deze keer geen plantenportretje van een mooie plant of een bijzondere verschijning. Nee, dit gaat over een irritant onkruid dat ik ineens overal zie verschijnen. Een grassoort, die me tot vorig jaar nooit was opgevallen. Maar vorig jaar ontdekte ik het in mijn achtertuin, in de tuin van een vriend staat het en ook in de buurttuin is het royaal aanwezig.

DSCN0253

Ik sloeg de “Stadsflora van de lage landen” er op na. Een dik boek met allerlei planten die je in de stad vindt. Er staan oude bekenden in, die door de hogere temperaturen vanuit het zuiden onze kant op komen. En nieuwkomers die meegekomen zijn uit andere landen, bijvoorbeeld met een zending planten, of samen met een lading graan uit Amerika.

Het blijkt een vingergrassoort te zijn: Digitaria. Daarvan zijn er twee soorten: harig vingergras (D. sanguinalis) en glad vingergras (D. ischaemum). Aan de hand van de foto’s kwam ik er niet helemaal uit. Dan is er altijd nog het internet, de website “Flora van Nederland“. Daar staan duidelijke determinatiefilmpjes op. De naam “vingergras” verwijst naar de aren die als vingers aan een hand verspreid staan.

DSCN0256kop

Ik dacht eigenlijk dat de plant opkwam uit vogelvoer, maar dat blijkt niet zo te zijn. De beide grassen zijn al heel lang in onze streken aanwezig. Ze worden archeofyten genoemd: planten die vóór 1492 (“ontdekking” van Amerika) door menselijk toedoen in ons land zijn gekomen. Deze grassen zijn ooit waarschijnlijk meegebracht door de Romeinen.

Omdat de steden steeds warmer worden, krijgt vingergras meer kans. Allebei de soorten houden van een zonnige, zandige, stenige grond. Geluk bij een ongeluk: ze wortelen tamelijk ondiep en maken geen wortelstokken. Ze zijn tweeslachtig, d.w.z. zelfbevruchtend.

Vogelvoer is dus niet de oorzaak. Overigens, toen ik zocht naar wat er zoal in vogelvoer zit, ontdekte ik dat er ook “onkruidvrij” vogelvoer bestaat: zaden die gepeld of gebroken zijn en op de grond niet zouden ontkiemen (?).

Het was een leuke zoektocht.

Zie hier de Flora van Nederland

Lof van het onkruid

Lof van het onkruid

Godlof dat onkruid niet vergaat.
Het nestelt zich in spleet en steen,
breekt door beton en asfalt heen,
bevolkt de voegen van de straat.

Achter de stoomwals valt weer zaad:
de bereklauw grijpt om zich heen.
En waar een bom zijn trechter slaat
is straks de distel algemeen.

Als hebzucht alles heeft geslecht
straalt het klein hoefblad op de vaalt
en wordt door brandnetels vertaald:

‘gij die miljoenen hebt ontrecht:20230614_185234
zij kòmen – uw berekening faalt.’
Het onkruid wint het laatst gevecht.

 

 

(Ida Gerhardt, uit Vijf vuurstenen 1974)

Erigeron karvinskianus; Muurfijnstraal

Vorig jaar augustus had ik het al eens over de muurflora op de Amersfoortse (kade)muren. Ook dit jaar zijn ze er weer. Vooral de Muurfijnstraal (Erigeron karvinskianus) is niet te missen.

DSCN9391muurfijnstraal

Muurfijnstraal is een vaste plant uit de Asterfamilie (Asteraceae). Ze komt uit Mexico en in de 19e werd het naar Europa gehaald. Daarom wordt ze ook Mexicaans madeliefje genoemd. Via het zuiden van Europa en langs de kust kwam de Muurfijnstraal steeds noordelijker, naar Bretagne, Zuid Engeland en ook in Nederland. Volgens de “Stadsflora van de lage landen” werd het in 1993 voor het eerst gevonden in Amsterdam. Nu is het plantje niet meer weg te denken.

Van een afstandje lijkt Muurfijnstraal op een madeliefje. Als je dichterbij komt zie je dat het blad heel anders is. Je vindt het plantje vooral op vochtige (kade)muren, altijd op de zonkant. Maar op zich stelt de plant weinig eisen aan de grond.

DSCN9388kop

Andere fijnstralen

Er zijn nog andere fijnstraalsoorten, zoals de Canadese fijnstraal (Erigeron canadensis), de ruige fijnstraal (E.floribundus), de hoge fijnstraal (E.sumatrensis) en de gevlamde fijnstraal (E.bonariensis). Die zien er heel anders uit. Ze worden veel hoger, de bloemen zijn kleiner. Je wil ze echt niet in je tuin hebben. Hier zaaien zich met zaadpluizen door de hele straat uit.

In de tuin

Erigeron karvinskianus kun je best hebben, op een tuinmuurtje of in een rotstuin bijvoorbeeld. Als ze niet komt aanwaaien, kan je zaad kopen. Daarna zaaien ze zich op een warme plaats zelf uit. Je kunt ze ook vermeerderen door ze te scheuren. Om ze mooi te houden wordt snoeien aanbevolen. Dat allemaal als je ze in je tuin hebt. Op de stadsmuren zorgen ze gewoon voor zichzelf.

Oranje havikskruid (Pilosella aurantiaca)

Oranje havikskruid (Pilosella aurantiaca) is een composiet. En door zijn kleur een lekker opvallende. Er zijn heel veel soorten havikskruid. De gele, (gewoon havikskruid), is in elk geval inheems. De oranje lijkt intussen ook behoorlijk ingeburgerd, maar komt oorspronkelijk uit Europese bergstreken.RSCN9318kop

Toen ik naar de Latijnse naam voor havikskruid zocht, kwam ik ook Hieracium aurantiacum tegen. Maar blijkbaar is die naam verouderd en heet hij nu Pilosella aurantiaca. Soms verandert een plant zomaar van naam, zoals de Crocosmia die vroeger Montbretia heette. Waarom dat is, geen idee, zal wel voortschrijdend inzicht zijn. Alleen: zo leer ik het natuurlijk nooit. 

Oranje havikskruid zie je vaak in de berm staan. Maar in de tuin kun je hem ook tegenkomen. Hij heeft geen bepaalde voorkeur voor standplaats, grondsoort, nat of droog, schaduw of zon. Hij vindt het best. Het blad zit in een bladrozet en de blaadjes zijn licht behaard. 

DSCN9266kop DSCN9268 (1)

Havikskruid kan zich snel verspreiden. Daar heeft hij twee opties voor: een wortelstok die zowel onder- als bovengronds uitlopers maakt. En hij maakt ook nog eens veel zaadpluizen (zoals de paardenbloem). Omdat ik hem in toom wil houden, knip ik direct de zaadpluizen eraf. De uitlopers zijn niet zo heel moeilijk weg te halen. 

Nadeel in de tuin vind ik dat hij zo kort bloeit. Maar dan vlamt hij wel mooi op tegen al het groen. 

Planten van het veen, de Nieuwkoopse Plassen

Vorige week was ik in de Meije, vlakbij de Nieuwkoopse plassen. Ik kom hier al best lang. Elk jaar is het wel weer een beetje veranderd. Het fietspad is verbreed en verhard, er is een recreatieveld aangelegd en sinds een paar jaar staat er een strandtent (!) De plassen zijn vanaf de 17e eeuw ontstaan door veenwinning.

Thuis gekomen pakte ik er de dikke boeken  “Wilde planten, flora en fauna in onze natuurgebieden”  weer eens bij. De serie is uit 1971 en het is verrassend wat er toen over dit gebied vermeld werd. “We bevinden ons hier op de oorspronkelijke veenbodem.”  “De moerasgebieden van Nieuwkoop en Noorden vormen een centrale schakel in de reeks van zoete naar brakke wateren.”  DSCN5920

Een aantal zoetwaterplanten kwam toen weinig of niet voor, zoals de gele plomp, een drijvende plant uit  de waterleliefamilie.

Nu zie je ze overal, net als de waterlelie.

Er is dan nu ook geen sprake meer van brak water.

Over die grazende brandganzen wordt in 1971 nog niets gezegd. Ik denk dat er toen nog niet zoveel graslandjes waren, dus was het voor de ganzen geen nuttig gebied.

Andere bekende zoetwaterplanten die je hier overal ziet zijn de Lisdodde (Typha latifolia) met de bekende bruine rietsigaren en de Gele Lis (Iris pseudacorus).

DSCN9249DSCN9252

Je vindt ze in  de begroeiing op de aanslibsels van de oevers. Hier zie je planten die met hun voeten in het water willen staan. Het Wildeplantenboek noemt het zelfs “spectaculaire begroeiing op de aanwassen of drijftillen”: Moerasandoorn, harig wilgenroosje, haagwinde, lisdodde. Ze staan er nog steeds. En ook de watermunt (Mentha aquatica) met lila bloemetjes.

RSCN5953

Op de wat vastere bodem, waar je als wandelaar ook kan komen, zag ik de echte Valeriaan (Valeriana officinalis) met roze bloemschermen en de Moerasspirea (Fillipendula ulmaria), die wit bloeit met iets tussen pluimen en schermen in.

DSCN9211
moerasspirea (Fillipendula ulmaria)

Bij een van de plassen ligt nu een vlonder waardoor je over het water vlak langs de begroeiing kan lopen. Zo kun je veel planten van heel dichtbij zien (en fotograferen).

RSCN5950

Echte valeriaan (Valeriana officinalis) met een Atalanta.

DSCN5941Wat ik ook veel zag was bitterzoet (Solanum dulcamara) uit de nachtschadefamilie. Dit is niet speciaal een plant van het veen. Op zandgrond komt hij ook voor, maar dan blijft hij kleiner. Hier slingert hij zich tussen de andere planten door.

Iets wat nu zeker niet meer gebeurt, maar wat in het boek wel genoemd wordt is het “mostrekken”: de exploitatie van veenmos ten behoeve van bloemisterijen. Hoewel veenmos snel aangroeit, werd het toen toch verboden. Het zal indertijd voor bewoners een aardige bijverdienste zijn geweest.

Een groot deel van de Nieuwkoopse plassen is eigendom van Natuurmonumenten en is openbaar toegankelijk, per boot, kano, fiets of wandelend.DSCN9250Daarnaast zijn er stukken verboden. Je kunt daar wel in met een vaarexcursie. Ik kan dat aanbevelen. Je komt dan door sloten die zo nauw zijn en zo verborgen door overgroeiend groen dat je er gemakkelijk kan verdwalen. 

Zie hier de website  voor alle activiteiten.

Lupines

Lupines zijn er in heel veel kleuren: roze, blauw, oranje, paars, geel, lila etc. en dan zijn er ook nog tweekleurige. Ze bloeien lang: van juni tot september/oktober. Er zijn eenjarige lupines, die kun je zaaien. En er zijn vaste planten. De vaste lupine (Lupinus polyphylus) komt in ons deel van Europa ook in de vrije natuur voor. Het is me nog nooit gelukt om een lupineplant in de tuin te houden. Ik heb het vaak geprobeerd met zaaien en ook met een vaste plant. Maar helaas.

DSCN1181kopLupines houden van een zanderige, beetje zurige, niet al te voedzame grond. Nou dat heb ik. Ze hebben een zonnige plek nodig, daar zit waarschijnlijk het probleem. Mijn tuin op het noorden is vast niet zonnig genoeg. 

Lupine is een vlinderbloemige (Fabaceae). De bloem is als het ware een grote tros met aparte bloemetjes. Bij de tweekleurige soorten heeft elk bloemetje twee kleuren. Op de foto hierboven is dat goed te zien. Het bovenste stukje van elk bloemetje heet “de vlag” en het onderste stukje “de kiel”. Na de bloei vormt elk bloemetje een peul waar het zaad in zit. Zoals bij bonen, die ook vlinderbloemig zijn.

De Alaska-lupine (Lupinus nootkatensis)

In IJsland zag ik een lupinesoort uit Alaska. Ooit werd die in IJsland ingevoerd om erosie tegen te gaan. Het klimaat is vergelijkbaar en deze Lupinus nootkatensis sloeg goed aan. Iets te goed eigenlijk. Nu zijn er hele velden vol met de blauwe lupine en dreigt hij de andere, inheemse, flora te verdringen.

Ik nam wat zaad mee, maar het kwam nauwelijks op. Na een paar weken waren ze weer weg.  DSCN0277kop

Eetbare lupines

Lupines uit de siertuin zijn niet eetbaar, ze zijn zelfs licht giftig. Maar er zijn een paar eetbare soorten: de witte lupine (Lupinus albus) en Lupinus angustifolius die blauw is. Na de bloei krijgen deze lupines peulen waar grote zaden als bonen in zitten. Deze zijn eetbaar, ze bevatten veel eiwit, net als alle peulvruchten eigenlijk. Ze worden gebruikt als alternatief voor sojabonen. Dat is milieuvriendelijker, want je kan ze verbouwen in Nederland. Dat gebeurt nu nog op kleine schaal.

De lupinebonen worden gemalen tot meel. Het wordt gebruikt als veevoer. Maar er zijn ook veel andere producten waar lupinemeel in zit. Vleesvervangers bijvoorbeeld. Kijk maar eens op de verpakking, bijvoorbeeld van producten in de natuurwinkel. Daar verkopen ze ook lupinebonen in pot. Wel goed om te weten dat je er een allergische reactie van kan krijgen, zoals bij die bij noten.